Het inspirerende van het vak gebiedsontwikkeling is dat het steeds nieuwe inzichten kan opnemen. Om daarmee nog meer kwaliteit van leven te bieden en in het verlengde daarvan welzijn en geluk van bewoners. De omgevingspsychologie is een wetenschap die veel waardevolle kennis meebrengt. We gaan in gesprek met omgevingspsycholoog Wouter Tooren, die eerder betrokken was bij een AM-workshop en aansluitende publicatie over het maatschappelijke AM-thema ‘Gelukkig Leven’. Welke aanbevelingen heeft hij? Zijn pleidooi richt zich met name op het creëren van de juiste balans en hij daagt ons vakgebied uit de eigen gebiedsontwikkelingen altijd kritisch te blijven bekijken. Vanuit AM geeft conceptontwikkelaar Frank Vonk een reactie.

Kijkend naar de Nederlandse praktijk, welke onderwerpen staan er momenteel op de voorgrond?
‘Welzijn en gezondheid zijn thema’s die veel aandacht krijgen momenteel. En daarnaast zijn het milieu en klimaat een belangrijk onderzoeksgebied: de natuur, het denken over de veranderingen op aarde en de rol van de mens daarin. Die onderwerpen komen bottom-up, zoals gezegd: vanuit de samenleving. Ze vertalen zich in concrete vraagstukken waar ik me over buig. Zoals bijvoorbeeld ontwerpmogelijkheden bij nieuwe overheidsgebouwen waar ik voor het Rijksvastgoedbedrijf mee bezig ben. Aanpassingen in gevangenissen bijvoorbeeld. Maar ook gemeenten die met wijkvisies stoeien en aandacht willen schenken aan leefbaarheid en gezondheidsbevordering.
In elke opgave staat de context bij menselijk gedrag centraal. Vier factoren hebben met name invloed op het leven op een plek: de individuele eigenschappen van mensen, de sociale samenstelling van de bevolking ter plekke, de cultureel-etnische dimensie en de gewoonten of handelingen die zij verrichten. De vraag is dan bijvoorbeeld bij nieuwbouw: dit project gaan we realiseren, is wat we bouwen in balans met die context op deze vier factoren? Ik vind die wisselwerking tussen ruimte en de context van menselijk gedrag heel boeiend. Waarbij ik niet primair bij de ruimte begin maar eerst bij de wensen en behoeften van mensen. Ik spreek met gebruikers: wat willen zij en hoe vertalen we dat in een goed programma?’
Hoe breng je die wensen vervolgens in kaart?
‘De factoren die mensen beïnvloeden kunnen we langs twee assen rangschikken: prettig versus onprettig en stimulerend/energiegevend versus sereniteit/ontspannend. Het is zoeken naar de balans daartussen. Neem een nieuw woongebied dat wordt ontwikkeld: wat voor mensen gaan daar wonen? Hoe zien hun dagelijkse rituelen eruit? Hoe kunnen we daarin kansen scheppen voor een gezond leefmilieu? Met een mix van drukke maar ook stille plekken. Want we weten dat overprikkeling niet gelukkig maakt. Mensen trekken zich dan terug. Het leidt tot isolement, angsten, frustraties en daarmee ook bijvoorbeeld tot vandalisme of excessieve slijtage van de omgeving. Bij de stimuli gaat het om zaken als storend omgevingsgeluid maar ook om bijvoorbeeld de hoeveelheid privacy waarover mensen kunnen beschikken. Veel beleids- en plannenmakers hechten enorm aan ontmoeting maar lang niet iedereen wil op elk moment van de dag mensen zien. Omdat we vaak niet weten hoe de balans in elkaar zit, is het van belang om bewoners in een vroeg stadium al bij de planontwikkeling te betrekken. Dat is een houding die alle stakeholders zich eigen kunnen maken. Dat proces begeleiden is onderdeel van mijn vaste werkzaamheden.’
Welke factoren zijn van belang bij verstedelijking vanuit jouw vakgebied bekeken?
‘Dichtheid zonder oog voor sociaal leven is een verkeerde ambitie. Het beruchte project Pruitt-Igoe in St Louis in Amerika heeft dat al zestig jaar geleden duidelijk gemaakt: een flat in een park waarbij mensen geen zicht en invloed hebben op de leefomgeving vanuit hun woning werkt niet. De sociale controle was laag en de verbinding tussen de woning en de straat was uit balans. Dit had invloed op de verpaupering van het gebied en daarna sloop. Mensen willen zelf de hoeveelheid privacy kunnen reguleren. Dat geeft controle over het sociale leven. Die controle reduceert stress en vergroot het welzijn. Veel hoogbouw biedt deze mogelijkheid vaak te weinig. De overgang is veelal te direct: van de woning meteen naar de openbare ruimte. Als er semi-openbare ruimte is, heeft die vaak alleen een verkeersfunctie. Terwijl met een graduele overgang door opeenvolgende semiopenbare ruimtes bewoners zich die ruimte beter kunnen toe-eigenen. Eigenaarschap over het gebruik van de semiopenbare ruimte is in dit verband van belang. Daarmee kunnen mensen hun identiteit ook beter uiten. Dat vergroot de geborgenheid en gehechtheid aan hun leefomgeving.’
Kun je voorbeelden noemen waar deze graduele overgangen wel goed zijn gemaakt?
‘Een goed voorbeeld waar ik vaak mensen naar toe neem, is het gebied Kadijks in Amsterdam. Een hoog stedelijke omgeving maar wel met een mix aan woningen en soorten bewoners. De menging is groot, ook in soorten buitenruimtes. Van publieke plinten tot en met semiopenbare binnenstraten die de bewoners zich hebben toegeëigend. Een meer eigentijds voorbeeld is het pleintje dat architect Rob Kier in Den Haag heeft ontworpen, in De Resident. Terwijl de bebouwing daar fors van maat en schaal is, biedt dat pleintje midden in de stedelijke dynamiek een oase van stilte en rust. Met de poorten die naar het plein leiden, is een plek gecreëerd met een eigen identiteit waar mensen zich aan kunnen hechten en mee kunnen identificeren. Deze voorbeelden laten een vorm van ambachtelijkheid zien in de stedenbouw. Ik denk dat het essentieel is dat we dat niet verliezen de komende tijd, nu er zoveel woningen moeten worden bijgebouwd. Het grote gevaar is dat we enorm gaan stapelen en stempelen en dat de uniciteit daardoor uit het oog wordt verloren. Ik snap dat we tempo moeten maken maar we moeten wel oog houden voor de menselijke maat en elke omgeving inpassen in haar unieke context – en vooral die van het leven van mensen. In die zin is het ook goed om bestaande projecten opnieuw te bezoeken en te kijken hoe die zich in de loop van de tijd hebben ontwikkeld. Ik kan dat alle gebiedsontwikkelaars aanraden. Neem daarbij zeker ook je eigen projecten kritisch onder de loep. Wie zich als ontwikkelaar systematisch blootstelt aan de effecten van eigen keuzes, wordt daarmee een betere opdrachtgever.’
Frank Vonk, landschapsarchitect en conceptontwikkelaar AM
‘De holistische benadering van de omgevingspsychologie spreekt enorm aan. De aanpak van Wouter heeft ons zeker geholpen met de invulling geven aan ons kernthema “Gelukkig Leven”. Wij hebben ook met tal van aspecten in onze vak te maken: van woningplattegronden en openbare ruimtes tot en met het gedrag en de wensen van een diversiteit aan gebruikers. Hoe organiseer je dat allemaal op een goede manier zodat mensen hun omgeving omarmen? Zijn pleidooi voor het creëren van balans kan ik zeker onderschrijven. We maken bijvoorbeeld mee bij tenders dat in de gemeentelijke uitvraag alles is gericht op ontmoeting en dynamiek. Terwijl veel mensen juist ook de keuze willen hebben: zoek ik de drukte op of kan ik deze ook op een prettige manier vermijden? Dat kun je niet met standaardnormen van bovenaf bepalen, wij willen dat in gesprek met de eindgebruikers onderzoeken. Overigens gaat het hier niet alleen om het eerste ontwerp. Ook het beheer van een plek en het functioneren in de loop van de tijd is van groot belang. Niet voor niets onderzoeken wij nu of we langer als gebiedsontwikkelaar bij projecten betrokken kunnen blijven. Dan kunnen we monitoren waar behoefte aan is en hoe we daarop kunnen inspelen. In die zin wordt de sociale dimensie van gebiedsontwikkeling steeds belangrijker. Een voorbeeld is de gebiedsontwikkeling Op Enka in Ede waar we langjarig actief zijn. De jonge kinderen in de wijk worden nu groot en willen meer speelgelegenheid. Dat is een nieuwe opgave die zich aandient en die we willen accommoderen.’